In internationaal opzicht is de wereld in twee decennia tijd grondig veranderd. Het is de sociale dynamica die aan de hand van sociometrische modellen – en gesteund op de theorie van Niklos Luhmann – deze dynamica het best beschrijft. De R.O.S.S.E.M. Denktank werkt met zo’n model om te onderzoeken hoe de traditionele maatschappij van na de Grote Oorlog in de jaren veertig geëvolueerd is naar de moderniteit en in de late jaren zeventig naar de postmoderniteit. Op deze evolutie heeft politieke regelgeving nauwelijks vat. Sociale dynamica laat zich niet afstoppen door wetgeving maar wetgeving past zich uiteindelijk aan, aan de dominerende vorm van sociale dynamica.
De onzekerheid van de postmoderne samenleving houdt verband met (1) het stijgend aantal echtscheidingen, (2) het stijgend aantal onwettelijke geboorten, (3) de dalende informele controle door gezin, onderwijs, religie en buurt en (4) persisterende financieel-economische crises.
De onveiligheid in de postmoderne samenleving wortelt op binnenlands vlak in de moeilijk te beteugelen criminaliteit en agressie die o.m. het gevolg zijn van een verminderde informele sociale controle – controle die enkel kan worden opgevangen door een grotere formele sociale controle leidend tot meer repressie en minder vrijheid. Op buitenlands vlak wortelt de onveiligheid in de vaststelling dat sinds de oorlog in Kosovo en sinds de Tweede Golfoorlog de UNO en de Veiligheidsraad niet langer vat hebben op oorlogsbeheersing in een wereld die sinds de Val van de Berlijnse Muur wordt gedomineerd door één enkele Staat, de Verenigde Staten, de global leader, die ook nu weer laat horen dat ze desnoods zonder UNO mandaat in Syrië ten oorlog wil trekken. Hoofdbekommernis van de buitenlandse politiek als voorgestaan door R.O.S.S.E.M. is oorlogsgeweld te minimaliseren, desnoods door, na een UNIO resolutie, een sterk vredesleger naar conflictzones te sturen ten einde er de weg te effenen naar diplomatieke onderhandelingen. De bewering van Carl von Clausewitz in zijn Zum Kriege dat oorlog politiek van het hoogste stadium moet zijn, moet met alle mogelijke middelen worden bestreden. Ziehier de twee krachtlijnen van de voorgestelde buitenlandse politiek.
1. IJVEREN VOOR EEN WEER WERKZAME VEILIGHEIDSRAAD
De huidige structuur van de Veiligheidsraad is een erfenis van W.O. II waar vijf Staten die de oorlog wonnen de enige permanente leden werden, alle vijf nucleaire mogendheden met een vetorecht – ook mogendheden die amper een kwart van de wereldbevolking vertegenwoordigen. Door die archaïsche Veiligheidsraad is de UNO verworden tot een oligarchie gedomineerd door diezelfde vijf Staten. Wij willen ijveren voor een weer werkzame Veiligheidsraad. Dat kunnen we bereiken door waar ook we de kans krijgen de volgende wijziging voor te stellen.
(i) 10 permanente leden in plaats van 5;
(ii) 10 niet-permanente leden aangesteld voor een duur van twee jaar;
(iii) Leden: 1. China (1,349.6 mln inwoners), 2. India (1,220.8 mln), 3. Afrikaanse Unie (963.2 mln), 4. Europese Unie (503.7 mln), 5. Verenigde Staten (316.7 mln), 6. Indonesië (251.2 mln), 7. Brazilië (201.0 mln), 8. Pakistan (193.2 mln), 9. Rusland (142.5 mln) en 10. Japan (127.3 mln). Een derwijze samengestelde Veiligheidsraad zou 5.27 miljard burgers op een wereldpopulatie van 7.02 miljard vertegenwoordigen (75.04 %), drie keer zoveel als nu het geval is bij vijf permante leden. [Inwonersaantallen zijn die van juni 2012]; alzo samengesteld zijn ook alle grote godsdiensten voor minstens 50 % in de Veiligheidsraad vertegenwoordigd wat niet onbelangrijk is;
(iv) Elk permanent lid heeft vetorecht, maar het veto kan slechts worden doorgevoerd als minstens 7 van de 10 permanente leden daarmee instemmen;
(v) Beslissingen om ergens ter wereld militair in te grijpen moeten minstens worden gesteund door én 6 permanente leden én 6 niet-permante leden;
(vi) Oprichting van een goed bewapend vredesleger, 600.000 man sterk, dat het huidige, 70.000 man sterk en slecht bewapend, moet vervangen en dat met een UNO mandaat kan worden ingezet in conflicthaarden waar ook ter wereld. Bijdragen voor onderhoud en bewapening van vredesleger pro rata van BBP van elke UNO lidstaat.
2. AFZWAKKING VAN HET TRANSATLANTISCH BONDGENOOTSCHAP
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog is het politieke bestel in de Verenigde Staten plots grondig veranderd. Opeens werd duidelijk dat de president niet langer de machtigste persoon van het land was maar dat hij steeds meer rekening moest gaan houden met wat de Amerikaanse socioloog Charles Wright Mills in zijn The power elite (1951) het militair-industrieel complex heeft genoemd. Die invloed is decennium na decennium groter geworden bij zoverre dat de president inzake nationale veiligheid geen autonome beslissingen meer kan nemen die zouden indruisen tegen de belangen van het militair-industrieel complex. Het gaat hier om een groep van momenteel ongeveer vierduizend personen gegroepeerd in denktanks van lange of korte termijn. Daartoe behoren ex-generaals die lobbyen voor de wapenindustrie, CEO’s van belangrijke industriële bedrijven (niet zelden van de wapenindustrie), national security officers, ex-CIA-medewerkers, bepaalde universiteitsprofessoren en vooraanstaande journalisten. Zo’n denktank die nu al sedert 1949 meegaat is de CFR (Council for Public Relations) waarvan David Rockefeller voorzitter was tot 1985. Denktanks die slechts een beperkt aantal jaren meegingen waren of zijn de CSP (Center for Security Politicy) die in 1988 werd opgericht en nog steeds bestaat; de PNAC (Project for the New American Century) dat in 1997 werd opgericht, ijverde voor global leadership van de Verenigde Staten, en in 2008 weer werd opgedoekt; de in 1967 opgerichte WHIG (White House Information Group) rond president Lyndon B. Johnson; de tweede WHIG (White House Iraq Group) die in 2002 werd opgericht met geen andere bedoeling dan president George Bush jr onder druk te zetten een oorlog tegen Irak te beginnen ongeacht of er al dan niet bewijzen bestonden dat Sadam Hussein massavernietigingswapens bezat; enzovoort. Namen van de voornaamste vertegenwoordigers van het militair-industrieel complex vindt men in Belgisch uranium voor Amerikaanse en Russische atoombommen van J.P. van Rossem (2011: pp. 19-20).
Na de ineenstorting van het Sovjet-Russisch communisme in 1989 is de invloed van het militair-industrieel complex op de wereldpolitiek steeds meer toegenomen. Opeens ging de theorie van de wederzijdse afschrikking niet langer op nu de Verenigde Staten daadwerkelijk de global leader waren geworden en moest de wereldburger maar kritiekloos geloven dat het militair-industrieel complex verstandig genoeg zou zijn om zijn nucleair wapenarsenaal nooit in een militair conflict in te zetten. De Verenigde Staten waren vanaf nu dé wereldpolitie. Met betrekking tot het Midden-Oosten was dit hoegenaamd geen neutrale wereldpolitie gezien de verstrengeling van de militaire belangen tussen de Verenigde Staten en Israël. Ook het feit dat de meeste Amerikaanse denktanks volgepropt zitten met Joodse vertegenwoordigers contribueert niet tot veel geruststelling telkens het gaat om een optreden van de wereldpolitie in het Midden-Oosten.
Het transatlantisch bondgenootschap van West-Europa met de Verenigde Staten – tot uiting komend in de NATO – moet op zijn minst in vraag worden gesteld. Heeft deze indrukwekkende oorlogsmachine nog veel zin van bestaan nu het IJzeren Gordijn niet meer bestaat? Is de NATO niet eerder een bedreiging van de wereldvrede dan een garantie voor de wereldvrede? Het geleidelijk afbouwen van de NATO is dus één van de doelstellingen van R.O.S.S.E.M. inzake buitenlandse politiek.
Het opdoeken van de NATO is echter geen optie zolang Europa blijft parasiteren op de militaire sterkte van bondgenoot Amerika. Daarom moet er binnen de EU28 dringend werk worden gemaakt van een eigen sterk Europees leger dat zich bewapent met in Europa gefabriceerd militair materiaal. Hierbij verdedigt R.O.S.S.E.M. een militair akkoord tussen de lidstaten van de EU waarbij gestreefd moet worden naar het beginsel dat Europa aan geen enkel militair optreden in de wereld deelneemt zolang niet ALLE lidstaten daarmee instemmen.