PARTIJPROGRAMMA R.O.S.S.E.M. 2014

Breekpunten gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek aangeduid met *.  Opgesteld door de Denktank Daniel Huet.

1. BASISBEGINSEL – Het ingrijpen van de overheid in het maatschappelijk leven moet zoveel mogelijk worden geminimaliseerd: meer maatschappelijk leven, minder verzuurde samenleving, meer vrijheid door minder overheid en minder betutteling. Impliceert o.m. afschaffing van de ongrondwettelijke GAS-boetes.

2.  DIRECTE DEMOCRATIE – Wanneer minstens 50.000 stemgerechtigde burgers er om vragen kan een bindend referendum worden georganiseerd, ook één waarbij de burger, maximaal eens om het jaar, onbekwaam geachte ministers of staatssecretarissen wenst te ontslaan. Afschaffing van de kiesdrempel en van het kiesstelsel D’hondt: het aantal toegekende zetels per partij moet evenredig zijn met het percentage behaalde stemmen. Blanco stemmen moeten in de toekomst erkend worden: het percentage blanco stemmen moet corresponderen met het aantal lege zetels in de assemblée waarvoor er gestemd kon worden. Onder het huidig kieswetstelsel heeft blanco stemmen geen enkele zin omdat de blanco stemmer door niemand gehoord wordt. Blanco stemmen is er een idiotie.

3.  STAATSVORM & STAATSSTRUCTUUR – Indien bij een dubbele tweederden meerderheid de Kamer er om verzoekt kan België worden omgevormd tot een confederale staat met drie deelstaten – Vlaanderen met Antwerpen als hoofdstad, Wallonië met Namen als hoofdstad en Brussel.

Wetgevende macht op het niveau van de Confederatie in handen van een Kamer met 150 rechtstreeks verkozen leden en op het niveau van de deelstaten Vlaanderen, Wallonië en Brussel in handen van een Vlaams parlement, een Waals parlement en een Brussels parlement. Leden van de deelstaatparlementen zijn res. de Vlaamse, de Waalse en de Brusselse verkozenen voor de Kamer. Zij zetelen minstens tweemaal per week in én de Kamer én hun deelstaatparlement. De Kamer stemt wetten. De parlementen van de deelstaten stemmen decreten. In afwachting van de afschaffing van de constitutionele monarchie (zie 3.3) worden door de Kamer gestemde wetten worden uitgevaardigd en bekrachtigd door de rijkskanselier (later door de democratisch verkozen president). De decreten worden uitgevaardigd en bekrachtigd door de desbetreffende minister-president.

Uitvoerende macht op niveau van de Confederatie in handen van een nationale regering met maximum 9 ministers met aan het hoofd een rijkskanselier en op het niveau van de deelstaten in handen van drie deelstaatregeringen met maximum 7 ministers elk, onder leiding van een minister-president. Aan de Waalse deelstaatregering  wordt 1 Duitstalige staatssecretaris toegevoegd met bevoegdheden inzake onderwijs, cultuur en wetenschappelijk onderzoek voor de Duitse gemeenschap.

Door over te stappen naar een Confederatie met drie deelstaten reduceert men het aantal parlementairen (die harder zullen moeten werken voor hun loon omdat ze in twee parlementen zitten i.p.v. één) van 628 naar 150, het aantal ministers van 47 naar 30. Afschaffing van de Senaat, van de Fédération Wallonie-Bruxelles en van het Duitstalige Parlement. Naast de nationale regering met 9 ministers zijn er drie deelstaatregeringen met elk 7 ministers: de Vlaamse regering, de Waalse regering en de Brusselse regering.

Behoud van de Grondwet en verwerping van de idee van een Grondverdrag tussen de deelstaten. Voor de overgang van de federale staat naar de Confederatie blijft een dubbele 2/3de meerderheid nodig. In periodes van financieel-economische crisis is zo’n overgang onwenselijk indien ze niet tot stand kan komen binnen de 90 dagen na de verkiezingen. Dit zou als randvoorwaarde moeten worden opgenomen mocht er een dubbele 2/3de meerderheid worden gevonden voor de overgang in periodes van crisis.

Invoering van één federale kieskring voor het hele land.

3.1. Bevoedheden van de confederatie
De Confederatie blijft bevoegd voor Justitie, Financiën, Defensie, Begroting, Indirecte Belastingen & Accijnzen, Buitenlandse Zaken, Verkeer, Sociale Zekerheid & Pensioenen (exclusief Volksgezondheid & Welzijn). Een Confederale Raad, bestaande uit de rijkskanselaar en de vice-rijkskanselaar, de drie minister-presidenten en hun vice-premier, beslissen bij aanvang van iedere ambtstermijn welk deel van alle overheidsinkomsten ter beschikking wordt gesteld van de Confederatie en welk deel ter beschikking wordt gesteld van de deelstaten.

3.2. Bevoegdheden van de deelstaten
Alle andere bevoegdheden gaan over naar de drie deelstaten. De deelstaten innen zelf de door de Confederatle Raad bevestigde belastingen en dragen daarvan aan de Confederatie het deel over dat werd beslist door de Confederale Raad. Fiscaliteit en Sociale Zekerheid blijven een bevoegdheid van de Confederatie en kunnen niet worden gesplitst over de deelstaten: geen fiscale of sociale concurrentie tussen de deelstaten.

3.3. Staatshoofd
Aan het hoofd van de Confederatie staat voorlopig een koning of koningin die louter ceremoniële bevoegdheden krijgt. Zo lang de constitutionele monarchie (nog) bestaat: Invoering van een royalty tax, vergelijkbaar met de Duitse Kirchen-steuer waarbij de belastingbetaler op zijn belastingsbrief vrij beslist welk bedrag hij of zij wenst af te staan voor het onderhoud van het koningshuis. Bedrag moet minstens 1 euro zijn per belastingsplichtige. De Kamer kan met een dubbele tweederdenmeerderheid het ondemocratische koningschap afschaffen door de koning te vervangen door een democratisch verkozen president van de Confederatie.  

3.4. Afschaffing van het democratisch deficit
Zetelverdeling in het nationaal parlement (de Kamer) en in de drie deelstaatparlementen pro rata van het percentage behaalde stemmen met afschaffing van de kiesdrempel en van het ondemocratisch kiesstelsel Dhondt (naar Nederlands model).

4. BUITENLANDSE POLITIEK – (1) Voorstander van een Europese buitenlandse politiek die veel minder gedomineerd wordt door de Atlantische gedachte. Minimalisering van de NATO met later afschaffing. Voorstander van een professioneel Europees leger. Tegenstander van alle militaire interventies in het buitenland die niet gesteund zijn door ALLE lidstaten van de Europese Unie.
(2) UNO & VEILIGHEIDSRAAD* – 10 Permanente leden ipv 5 (China, Indië, Verenigde Staten, Europese Unie, Afrikaanse Unie, Rusland, Indonesië, Brazilië, Pakistan, Japan) elk met vetorecht (3/4 vd wereldbevolking vertegenwoordigd en minstens 50 % van de belangrijkste godsdiensten);
– Opdat vetorecht effectief zou worden uitgevoerd moeten minstens zeven permanente leden er zich op beroepen;
– Oprichting van een UNO vredesleger met 600.000 manschappen ipv rommellegertje van 70.000 man; te financieren door alle lidstaten van de UNO pro rata van hun BNP;
– Tien niet permanente leden voor de duur van twee jaar;
– Diplomatie afdwingen met vredesleger in plaats van oorlog te zien als opperste grens van politiek.
(3) KERNWAPENS – Verwijdering van alle in België opgeslagen kernwapens
– IJveren voor verbanning van alle kernwapens in de wereld door burgerlijke ongehoorzaamheid
– Zie meer over Buitenland onderaan bij Addenda, punt 1.
(4) FAIRE WERELDHANDEL – Ondersteuning van ieder initiatief dat kan bijdragen tot meer solidariteit tussen Noord en Zuid en dat kan leiden tot een faire wereldhandel.

5. VEILIGHEID & CRIMINALITEIT* – Gesteund op een eigen criminometrisch onderzoek van de R.O.S.S.E.M. Denktank voor Nederland (in België zijn geen betrouwbare tijdreeksen voorhanden) verdedigen wij het standpunt dat de strafkans gevoelig moet worden verhoogd, dat (tenzij voor geweldsdelicten) de gemiddelde strafduur moet worden verlaagd, dat de kleine criminali-teit onmogelijk onbestraft mag blijven en dat het systeem van de enkelband voor alle delicten zonder geweldpleging moet worden uitgebreid – dit evenwel op voorwaarde dat er voldoende controle gegarandeerd blijft. Vreemdelingen die worden veroordeeld tot straffen van meer dan vijf jaar moeten na het uitzitten van hun straf het land worden uitgewezen.

6. MILIEU* – Voorstander van inspanningen voor alle projecten van het aanwenden van natuurlijke energie. Voorstander van brandstoffen van de tweede en de derde generatie (b.v. benzine uit kweekvijvers voor algen).
– Tegenstander van de sluiting van kerncentrales. Koeling van kerncentrales door water moet worden vervangen door het koelingssysteem van Einstein-Szilard, zoals gebrevetteerd in 1934. Uranium kerncentrales vervangen door thorium kerncentrales.
– Financiële tegemoetkoming van de overheid voor gebouwen verwarmd met aardwarmte en voor het gebruik van zonneboilers.
– Steun aan alle projecten die de opwarming van de aarde helpen verminderen (geen steun aan beurshandel in emissiecertificaten die door grandfathering de prijs van elektriciteit enkel opdrijft).
– Verlaging BTW op elektriciteit naar 6 %.

7.     ECONOMIE*

7.1.   HERSTEL CONCURRENTIEKRACHT 

(a) de BTW te verlagen van 21 naar 19 % teneinde de inflatie (en de loonlast) niet sneller te laten stijgen dan de in ons omringende landen;

(b) de vennootschapsbelastingen te verlagen van 34 % naar een vlaktaks 12,50 % met afschaffen van alle fiscale achterpoortjes voor de grootste bedrijven; behoud van de notionele interestaftrek enkel voor winsten uit arbeidsscheppende autonome investeringen gedurende drie jaar, uitsluitend voor nieuw opgerichte bedrijven (niet langer toepasbaar voor reeds bestaande bedrijven).

(c) de parafiscale lasten op de lonen met 12,5 % verlagen. Hierdoor kan de export stijgen in tijden van bezuiniging en treedt er voor 65 % een terugverdieneffect op. De ontbrekende 35 % (circa 5 miljard) kan worden terug verdiend door gedurende vier jaar een vermogensbelasting (rijkentaks) te heffen op alle villa’s en/of appartementen van ingezetenen met een waarde van meer dan één miljoen euro. Het is niet omdat we de economie moeten herstellen dat we de superrijken niet zwaarder zouden mogen belasten.

(d) Financiering door invoering gedurende vijf jaar van een rijkentaks op alle onroerende eigendommen in België of van Belgische inwoners of Belgische vennootschappen in het buitenland met een waarde van meer dan 1.000.000 euro. Aanleggen van een realistisch kadaster van onroerend vermogen

7.2.   SOCIALE HOLDING*
Oprichting van een Sociale Holding die gedurende 4 jaar jaarlijks circa 50,000 (sociale) woningen bouwt, hoofdzakelijk bestemd voor verkoop binnen de twee jaar tegen prijzen van minder dan 185.000 euro per appartement en 200.000 euro per huis. Financiering voor de helft door het bedrijfsleven dat minstens kan rekenen op een netto resultaat van 8 % en voor de andere helft door volkskapitaal met kasbons over 5 jaar die netto 3 % per jaar opbrengen (kasbons van de Sociale Holding gedekt door staatsgaranties). De overheid kan die garanties risicoloos geven omdat ze bij verkoop van de woningen minstens 5 à 10% incasseert (al naargelang het al dan niet klein beschrijf betreft). Benoeming van kaderpersoneel in de ondernemingen die deelnemen aan de Sociale Holding gebeurt door het bedrijfsleven, niet door de overheid. Betaalbare woningen voor jonge gezinnen!

7.3. PERSONENBELASTING

Vereenvoudiging van de personenbelasting op inkomens door invoering van een vlaktaks van 35 % met vrijstelling van belasting voor de eerste schijf van 15.000 euro per jaar. Sluiten van alle fiscale achterpoortjes en van alle fiscale vrijstellingen.

7.4. BANKEN* 
– Het is niet de taak van de overheid om aan het infuus hangende kadaverbanken op kosten van de belastingbetaler overeind te houden of te kapitaliseren. Herinvoeren van het wettelijk verbod op gemengde banken (Spaarbank tegen Casinobank). Controle op bonussen.
– Invoering binnen de hele eurozone van een risicoverzekering gedurende vijf jaar van 0,05 % van de omzet, betaalbaar aan de ECB, en enkel te gebruiken voor financiering van banken in moeilijkheden bij een nieuwe algemene bankencrisis.
– Vermits het omvallen van de Dexia restbank een bankencrisis kan veroorzaken in heel de eurozone moeten banken van de eurozone gedurende drie jaar 0,10 % van hun omzet storten in een Dexia Noodfonds zodat de 85 miljard euro staatsgaranties verstrekt door België, Frankrijk en Luxemburg kunnen wegvallen.
– Gekant tegen iedere verder verlaging van de basisrente door de ECB met geen andere bedoeling dan banken goedkoop geld te verstrekken.
– Versnelde oprichting van een Europese Bankenunie die binnen de eurozone controle moet kunnen uitoefenen op de geldcreatie (die dringend aan banden moet kunnen worden gelegd).
– Beperkingen op de private schuld van huishoudens en niet-bancaire ondernemingen door een reeks saneringstechnieken, inclusief versneld afschrijven van de banken van dubieuze leningen.
– Niet toelaten dat de bruto staatsschuld nog verder kan oplopen door onmiddellijk te stoppen met alle vormen van deficittaire begrotingen.
– Verplichting van een meer transparante boekhouding van banken met de verplichting alle beleggingen in hefboomfondsen mee te delen aan de toezichthouders, specifiek van SIV’s, SPV’s, SPE’s en credit default swaps.

7.5. SPAARGELDEN*
– Het is niet de taak van de overheid de spaargelden van de burger aangehouden bij banken te waarborgen.
– Enkel als een deel van de volkskapitaal wordt gebruikt voor arbeidsscheppende autonome investeringen is waarborg door de overheid wenselijk.

7.6. JEUGWERKLOOSHEID*
–  Oprichting van speciale scholen voor spijbelaars, zoals bepleit door de Koning Boudewijnstichting, teneinde probleemjongeren opnieuw te motiveren hun studies af te maken.
–  Verplichting voor alle laatstejaarsleerlingen van het middelbaar onderwijs en voor alle laatstejaars-studenten van hoge scholen of universiteiten tot het doorlopen van minstens twee maanden stage, teneinde een minimum aan werkervaring op te doen.
– Verplichting voor bedrijven met meer dan 50 werknemers om jaarlijks te voorzien in 5 % stageplaatsen, te berekenen op het aantal werknemers.
– Om de jeugdwerkloosheid te verminderen moet de aanwerving van schoolverlaters worden vrijgesteld van sociale lasten gedurende het eerste jaar van de indienstneming.
– Arbeidscontracten voor schoolverlaters moeten minimum voor zes maanden geldig zijn. Wordt de aangeworvene voor het beëindigen van het contract ontslagen dan moet de sociale zekerheid wel worden betaald voor de duur van de tewerkstelling.
– Recht op minstens een maand vooropzeg bij het ontslaan van een schoolverlater.
– Ruime aandacht voor opvang van jeugdwerklozen bij het aanwerven van personeel door de Sociale Holding.

Voorts:

7.7. VERWIJLINTERESTEN – Het is de overheid niet toe gestaan van schuldeisers aan de Staat hogere verwijlinteresten aan te rekenen dan de interest op spaarboekjes. In alle gevallen van achterstallige betaling moeten krankzinnig hoge deurwaarderskosten sterk dalen en afkopen van processen door betaling aan de overheid moet worden verboden.

7.8. VERJARING SCHULDEN AAN DE STAAT – Verjaringstermijn mag nooit langer zijn dan in burgerlijke zaken met de onmogelijkheid van stuiting van verjaring.

7.9. SUBSIDIES – Afschaffen van alle subsidies, andere dan voor landbouw, onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en verenigingsleven.

8.     GEZONDHEID – Drietalige artsen in alle ziekenhuizen van het Brussels gewest. Afschaffing van de maatregel dat dokters geen geneesmiddelen met merknaam meer mogen voorschrijven.

Complete herziening van de behandeling en collocatie van psychiatrische patiënten en het voorschrijven van zulke medicatie als lithium bij bipolaire stoornis of van methylfenidaat bij zulke moeilijk te diagnosticeren aandoeningen als ADHD, ADD of narcolepsie. Meer algemeen geen voorschriften van wekamines of rilatine indien niet gebeurd door een college van minstens drie onafhankelijke psychiaters. Idem dito voor alle “geneesmiddelen” die de heropname van dopamine of noradrenaline afremmen en de afgifte van dopamine aan de presynaptische neuroneinden stimuleren.

Geen collocatie door de vrederechter indien niet gesteund op de rapporten van drie onafhankelijke psychiaters.

Verbod psychiatrische patiënten tijdens een psychose nog vast te gespen. Herwaardering van de anti-psychiatrie (Karel Ringoet). Respect voor rechten van de gehandicapten.

9. VREEMDELINGEN (moet nog worden gestemd) – Afschaffing van alle vormen van discriminatie. Verplicht maken van een jaar durende spoedtaalcursussen voor nieuwe inwijkelingen. Na een jaar verlaging van de sociale uitkeringen indien de gewesttaal niet machtig. Geen uitkeringen meer aan immigranten die hoger zijn dan het minimumpensioen voor zelfstandigen. Strengere controle op profitariaat. Intrekking van de verblijfsvergunning in België voor ingezetenen van allochtone afkomst die zich schuldig hebben gemaakt aan misdaden waarvoor ze een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar opliepen (???). Verbod ingeburgerde jongeren het land uit te wijzen alvorens ze hun studies hebben afgemaakt.

10.  MENS & MAATSCHAPPIJ

10.1. MOBILITEIT – Wat Antwerpen betreft voorstander van een overkoepeld tracé dat het verkeer buiten de stad houdt en dat de volksgezondheid van de buurtbewoners prioritair stelt.
– Inzetten op carpooling door aanleg van grote parkings in de nabijheid van autostrades; betere coördinatie van wegenwerken met verbod van allerlei werken in de maanden voorafgaand aan lokale verkiezingen.
– Verlaging tot afschaffing van de verkeersbelasting voor alle weggebruikers die op weg naar het werk of naar school met minstens drie personen aan carpooling doen door invoering van een carpoolingvignet met regelmatige controle bij bedrijven en scholen.
– Inzet van verkeerseconomen bij alle beslissingen omtrent mobiliteit.

10.2. PROBLEMATIEK VAN DE VERGRIJZING VAN DE BEVOLKING
Ligt nog ter studie bij de Denktank Daniel Huet. Resultaten volgen. Om de toenemende kost van de vergrijzing te kunnen blijven betalen moet ons pensioenstelsel worden hervormd zodat het niet ten eeuwigen dage een ponzi-systeem blijft. Men zou alvast kunnen beginnen met het invoeren van een meerwaardetaks op aandelen waarvan de opbrengst gereserveerd wordt om de pensioenlast te kunnen blijven dragen.

10.3. ONDERWIJS* – Inschrijvingsprocedure voor lager en middelbaar onderwijs elektronisch laten verlopen; verplichte cursussen economie (is niet boekhouden) en sociologie in het middelbaar onderwijs met afschaffing van godsdienstonderricht; herinvoering van het herexamen in Vlaanderen en afschaffing van de B- en C-attesten; universitair onderwijs weer opkrikken door afschaffing van het halfjaarlijks examensysteem en van het meenemen van buisvakken naar een volgend jaar; minstens 60 uren onderricht in macro-economie en minstens 60 uren onderricht in sociologie in alle universitaire richtingen, gespreid over twee jaren van de masters.
Meer details in de Addenda, punt 2.

10.4. ROOKVERBOD – Opheffing rookverbod in cafés; restaurants of zalen met meer dan 60 plaatsen verplichten afzonderlijke rookruimte in te richten (met luchtverversingssysteem); rokersruimte in hospitalen en bejaardenhuizen.

10.5. LEGALISERING CANNABISGEBRUIK* – De postmoderne maatschappij is een hedonistische samenleving, door sociale dynamica uit de moderniteit ontstaan. Het is een samenleving gekenmerkt door gevoelens van onveiligheid en onzekerheid, overgecompenseerd in de vlucht naar genot: een “waar is dat feestje” maatschappij. Gebruik van cannabis is er veralgemeend. Het afremmen met geldboetes, zonder tussenkomst van de rechter, zet de scheiding der machten op de helling. De hypocrisie van het gedoogbeleid moet stoppen en er moet klaarheid worden geschapen. Verbruik is pas mogelijk als er productie is. Je kan niet een beperkt gebruik gedogen maar tezelfdertijd de productie bestraffen. Productie onder controle van een officieel erkende medische staff moet wettelijk worden geregeld. Legalisering van cannabis is geen synoniem van het feit dat eenieder om het even waar cannabis mag gebruiken. Ook het gebruik moet wettelijk worden geregeld. Verdeling gebeurt het best in buiten de stadskern gelegen koffieshops met een officiële erkenning. Niet erkende “dealers” en “pushers” mogen strafrechtelijk hard worden aangepakt eens er een voldoende aantal koffieshops is.

10.6. AFSCHAFFING ONMENSELIJKE LEVENSVOORWAARDEN – Sluiten van mensonterende gevangenissen; meer inspanningen om daklozen onderdak te verschaffen; geen pensioenen beneden het levensminimum; verbod voor deurwaarders om meubelen of huisraad aan te slaan (zie ook 7.6); betere armoedebestrijding door minimum 0.7 % van het BBP te reserveren voor beteugeling van de armoede.

10.7.  GELIJKE RECHTEN VOOR MAN EN VROUW* – Afschaffing van 11/11 als Vrouwendag door zoals de rest van de wereld 8 maart uit te roepen tot Vrouwendag. Heropvissen van het wetsvoorstel van Fatma Pehlivan van 2003 en Vrouwendag uitroepen tot een wettelijke feestdag. Belangrijker is natuurlijk dat er eindelijk een reeks wetten wordt gestemd waarbij man en vrouw dezelfde rechten en gelijke lonen krijgen op de arbeidsmarkt. Voorts moet er werk worden gemaakt van een forse daling van het aantal vrouwen op de geestesdodende secundaire arbeidsmarkt en moet het aantal vrouwelijke kaderleden gevoelig worden opgetrokken. In overheidsbedrijven moet er een even groot aantal vrouwelijke CEO’s en directeurs zijn als mannelijke. (Moet nog verder worden uitgewerkt.)

10.8. DIERENRECHTEN & DIERENWELZIJN* – R.O.S.S.E.M. is de enige partij met een goed uitgewerkt programma voor dierenrechten en dierenwelzijn. Voor alle details, kijk lager bij Addenda, punt 3.

10.9.  GELOOF EN BIDPLAATSEN – R.O.S.S.E.M. vindt dat iedere persoon in zijn godsdienstvrijheid moet worden gerespecteerd en is in die zin tegen ieder verbod van hoofddoeken. Priesters, rabbijnen, imams, etc. en hun bidplaatsen (kerken, moskeeën, etc.) dienen NIET te worden gefinancierd met overheidsgeld maar wel met de inkomsten uit een kerkbelasting: iedere belastingsplichtige vult op zijn aangifte in hoeveel hij wil afstaan voor welke erkende godsdienst. Dat bedrag wordt daarna overgemaakt aan de erkende godsdiensten die er al hun uitgaven moeten van betalen.

10.10. PESTGEDRAG – R.O.S.S.E.M. pleit voor een opvangcentrum en permanent bezette telefoonlijn waarbij slachtoffers van pestgedrag kunnen worden opgevangen door bekwaam opgeleid personeel. Het centrum kan bemiddelen tussen pesters en gepeste personen en kan in naam van de gepeste persoon strafklacht indienen bij erge gevallen van pesten.

ADDENDA

1. PARTIJPOLITIEKE STANDPUNTEN BUITENLAND

In internationaal opzicht is de wereld in twee decennia tijd grondig veranderd. Het is de sociale dynamica die aan de hand van sociometrische modellen – en gesteund op de theorie van Niklos Luhmann – deze dynamica het best beschrijft. De R.O.S.S.E.M. Denktank werkt met zo’n model om te onderzoeken hoe de traditionele maatschappij van na de Grote Oorlog in de jaren veertig geëvolueerd is naar de moderniteit en in de late jaren zeventig naar de postmoderniteit. Op deze evolutie heeft politieke regelgeving nauwelijks vat. Sociale dynamica laat zich niet afstoppen door wetgeving maar wetgeving past zich uiteindelijk aan, aan de dominerende vorm van sociale dynamica.

De onzekerheid van de postmoderne samenleving houdt verband met (1) het stijgend aantal echtscheidingen, (2) het stijgend aantal onwettelijke geboorten, (3) de dalende informele controle door gezin, onderwijs, religie en buurt en (4) persisterende financieel-economische crises.

De onveiligheid in de postmoderne samenleving wortelt op binnenlands vlak in de moeilijk te beteugelen criminaliteit en agressie die o.m. het gevolg zijn van een verminderde informele sociale controle – controle die enkel kan worden opgevangen door een grotere formele sociale controle leidend tot meer repressie en minder vrijheid. Op buitenlands vlak wortelt de onveiligheid in de vaststelling dat sinds de oorlog in Kosovo en sinds de Tweede Golfoorlog de UNO en de Veiligheidsraad niet langer vat hebben op oorlogsbeheersing in een wereld die sinds de Val van de Berlijnse Muur wordt gedomineerd door één enkele Staat, de Verenigde Staten, de global leader, die ook nu weer laat horen dat ze desnoods zonder UNO mandaat in Syrië ten oorlog wil trekken. Hoofdbekommernis van de buitenlandse politiek als voorgestaan door R.O.S.S.E.M. is oorlogsgeweld te minimaliseren, desnoods door, na een UNIO resolutie, een sterk vredesleger naar conflictzones te sturen ten einde er de weg te effenen naar diplomatieke onderhandelingen. De bewering van Carl von Clausewitz in zijnZum Kriege dat oorlog politiek van het hoogste stadium moet zijn, moet met alle mogelijke middelen worden bestreden. Ziehier de twee krachtlijnen van de voorgestelde buitenlandse politiek.

1. IJVEREN VOOR EEN WEER WERKZAME VEILIGHEIDSRAAD

De huidige structuur van de Veiligheidsraad is een erfenis van W.O. II waar vijf Staten die de oorlog wonnen de enige permanente leden werden, alle vijf nucleaire mogendheden met een vetorecht – ook mogendheden die amper een kwart van de wereldbevolking vertegenwoordigen. Door die archaïsche Veiligheidsraad is de UNO verworden tot een oligarchie gedomineerd door diezelfde vijf Staten. Wij willen ijveren voor een weer werkzame Veiligheidsraad. Dat kunnen we bereiken door waar ook we de kans krijgen de volgende wijziging voor te stellen.

(i) 10 permanente leden in plaats van 5;

(ii) 10 niet-permanente leden aangesteld voor een duur van twee jaar;

(iii) Leden: 1. China (1,349.6 mln inwoners), 2. India (1,220.8 mln), 3. Afrikaanse Unie (963.2 mln), 4. Europese Unie (503.7 mln), 5. Verenigde Staten (316.7 mln), 6. Indonesië (251.2 mln), 7. Brazilië (201.0 mln), 8. Pakistan (193.2 mln), 9. Rusland (142.5 mln) en 10. Japan (127.3 mln). Een derwijze samengestelde Veiligheidsraad zou 5.27 miljard bur­gers op een wereldpopulatie van 7.02 miljard vertegenwoordigen (75.04 %), drie keer zoveel als nu het geval is bij vijf permante leden. [Inwonersaantallen zijn die van juni 2012]; alzo samengesteld zijn ook alle grote godsdiensten voor minstens 50 % in de Veiligheidsraad vertegenwoordigd wat niet onbelangrijk is;

(iv) Elk permanent lid heeft vetorecht, maar het veto kan slechts worden doorgevoerd als minstens 7 van de 10 permanente leden daarmee instemmen;

(v) Beslissingen om ergens ter wereld militair in te grijpen moeten minstens worden gesteund door én 6 permanente leden én 6 niet-permante leden;

(vi) Oprichting van een goed bewapend vredesleger, 600.000 man sterk, dat het huidige, 70.000 man sterk en slecht bewapend, moet vervangen en dat met een UNO mandaat kan worden ingezet in conflicthaarden waar ook ter wereld. Bijdragen voor onderhoud en bewapening van vredesleger pro rata van BBP van elke UNO lidstaat.

2. AFZWAKKING VAN HET TRANSATLANTISCH BONDGENOOTSCHAP

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog is het politieke bestel in de Verenigde Staten plots grondig veranderd. Opeens werd duidelijk dat de president niet langer de machtigste persoon van het land was maar dat hij steeds meer rekening moest gaan houden met wat de Amerikaanse socioloog Charles Wright Mills in zijn The power elite (1951) het militair-industrieel complex heeft genoemd. Die invloed is decennium na decennium groter geworden bij zoverre dat de president inzake nationale veiligheid geen autonome beslissingen meer kan nemen die zouden indruisen tegen de belangen van het militair-industrieel complex. Het gaat hier om een groep van momenteel ongeveer vierduizend personen gegroepeerd in denktanks van lange of korte termijn. Daartoe behoren ex-generaals die lobbyen voor de wapenindustrie, CEO’s van belangrijke industriële bedrijven (niet zelden van de wapenindustrie), national security officers, ex-CIA-medewerkers, bepaalde universiteitsprofessoren en vooraanstaande journalisten. Zo’n denktank die nu al sedert 1949 meegaat is de CFR (Council for Public Relations) waarvan David Rockefeller voorzitter was tot 1985. Denktanks die slechts een beperkt aantal jaren meegingen waren of zijn de CSP (Center for Security Politicy) die in 1988 werd opgericht en nog steeds bestaat; de PNAC (Project for the New American Century) dat in 1997 werd opgericht, ijverde voor global leadership van de Verenigde Staten, en in 2008 weer werd opgedoekt; de in 1967 opgerichte WHIG (White House Information Group) rond president Lyndon B. Johnson; de tweede WHIG (White House Iraq Group) die in 2002 werd opgericht met geen andere bedoeling dan president George Bush jr onder druk te zetten een oorlog tegen Irak te beginnen ongeacht of er al dan niet bewijzen bestonden dat Sadam Hussein massavernietigingswapens bezat; enzovoort. Namen van de voornaamste vertegenwoordigers van het militair-industrieel complex vindt men in Belgisch uranium voor Amerikaanse en Russische atoombommen van J.P. van Rossem (2011: pp. 19-20).

Na de ineenstorting van het Sovjet-Russisch communisme in 1989 is de invloed van het militair-industrieel complex op de wereldpolitiek steeds meer toegenomen. Opeens ging de theorie van de wederzijdse afschrikking niet langer op nu de Verenigde Staten daadwerkelijk de global leader waren geworden en moest de wereldburger maar kritiekloos geloven dat het militair-industrieel complex verstandig genoeg zou zijn om zijn nucleair wapenarsenaal nooit in een militair conflict in te zetten. De Verenigde Staten waren vanaf nu dé wereldpolitie. Met betrekking tot het Midden-Oosten was dit hoegenaamd geen neutrale wereldpolitie gezien de verstrengeling van de militaire belangen tussen de Verenigde Staten en Israël. Ook het feit dat de meeste Amerikaanse denktanks volgepropt zitten met Joodse vertegenwoordigers contribueert niet tot veel geruststelling telkens het gaat om een optreden van de wereldpolitie in het Midden-Oosten.

Het transatlantisch bondgenootschap van West-Europa met de Verenigde Staten – tot uiting komend in de NATO – moet op zijn minst in vraag worden gesteld. Heeft deze indrukwekkende oorlogsmachine nog veel zin van bestaan nu het IJzeren Gordijn niet meer bestaat? Is de NATO niet eerder een bedreiging van de wereldvrede dan een garantie voor de wereldvrede? Het geleidelijk afbouwen van de NATO is dus één van de doelstellingen van R.O.S.S.E.M. inzake buitenlandse politiek.

Het opdoeken van de NATO is echter geen optie zolang Europa blijft parasiteren op de militaire sterkte van bondgenoot Amerika. Daarom moet er binnen de EU28 dringend werk worden gemaakt van een eigen sterk Europees leger dat zich bewapent met in Europa gefabriceerd militair materiaal. Hierbij verdedigt R.O.S.S.E.M. een militair akkoord tussen de lidstaten van de EU waarbij gestreefd moet worden naar het beginsel dat Europa aan geen enkel militair optreden in de wereld deelneemt zolang niet ALLE lidstaten daarmee instemmen.

2. ONDERWIJS

Een school is een plaats waar kinderen leren functioneren in onze samenleving. Door een kind alle nodige middelen te geven, kan het leren te doen wat het best kan: zichzelf zijn. ROSSEM wil daarom evolueren naar optimale leeromstandigheden voor kinderen, met de vereiste middelen om zorgeloos te leren leren. Daarom streven wij naar het Fins model:

  • Een modulair schoolsysteem met modules van (ongeveer) 8 weken met een eindproef.
  • Per diploma wordt een studietraject opgesteld, een minimumlijst van vakken. Dit studietraject wordt aangevuld met vakken op maat van de leerling. Ook zijn er extra vakken buiten de schooluren, ter verdieping of remediëring. Studietrajecten worden gegeven in stedelijke scholengroepen, zodat de leerling optimaal kan combineren.
  • Een aantal vakken wordt ter voorbereiding op het functioneren in de samenleving gegeven, verspreid over de hoogste leerjaren: (macro-economie en sociologie). Godsdienst/zedenlessen worden niet meer verplicht.
  • Invoer van vakoverschrijdende en gespecialiseerde vakken, eventueel met externe deskundigen.
  • De afschaffing van de A-, B- en C-attesten: een kind is geslaagd of niet, maar kan herkansen.
  • Gratis Nederlandse taallessen voor jongeren en volwassenen in Vlaanderen en Brussel.
  • Elektronisch inschrijven van leerlingen om campings te vermijden.
  • Invoering in de groosteden met meer dan 100.000 inwoners van speciale scholen voor hardnekkige spijbelaars waar leerlingen opnieuw worden gemotiveerd teneinde te beletten dat ze in de criminaliteit terecht komen.

In het hoger onderwijs dringt een aantal maatregelen zich op:

1. Terugkeer naar het principe van eenmalige examens met mogelijkheid tot een tweede zittijd. Geen semestriële examens meer.
2. Afschaffing van het systeem met studiepunten waarbij studenten buisvakken mogen meenemen naar een hoger jaar.
3. Beperking tot een uiterst minimum van multiple choice examens en herwaardering van de mondelinge examens.
4. Invoering van een proefexamen over het hoofdvak na minder dan een maand onderricht zodat studenten desgevallend nog van richting kunnen veranderen.
5. Invoering van 60 uren cursus over sociologie en 60 uren cursus over macro-economie gespreid over de masterjaren, ongeacht de gevolgde studierichting.

3. DIERENRECHTEN & DIERENWELZIJN

ROSSEM houdt, de uitspraak van Mahatma Ghandi indachtig dat de graad van beschaving van een volk kan worden afgemeten aan de manier waarop het met dieren omgaat, de strijd tegen dierenleed hoog in het vaandel. Een constante actie is vereist. Daarom willen wij de stem van dierenrechtenorganisaties groeperen. Hierbij wordt vertrokken van de Universele Verklaring van de Rechten van het Dier, als goedgekeurd in Parijs door UNESCO in 1978. Grondgedachte is de mens door regelgeving te doen inzien dat een dier geen ding is maar een levend wezen. Motto: het is niet omdat R.O.S.S.E.M. zo veel belang hecht aan menselijk onrecht als armoede, (jeugd)werkloosheid, casinokapitalisme, uitbuiting, blind racisme, oorlogsvoering, enzovoort, dat wij blind zouden moeten blijven voor het onrecht dat andere dieren dan de mens wordt aangedaan.

3.1. DIERENRECHTEN

Artikel 1
Alle dieren hebben gelijke rechten om in een context van biologisch evenwicht te bestaan. Deze gelijkheid van rechten overschaduwt geenszins de verscheidenheid van soorten of van individuen.

Artikel 2
Alle dierlijk leven heeft recht op respect.

Artikel 3
1. Dieren mogen niet slecht of wreed behandeld worden.
2. Als het noodzakelijk is om een dier te doden, moet dat op een snelle en pijnloze manier gebeuren en mag dit geen angst bij het dier veroorzaken.
3. Een dood dier moet waardig behandeld worden.

Artikel 4
1. Wilde dieren hebben het recht op om in vrijheid te leven en zich voort te planten in hun eigen natuurlijke omgeving
2. Wilde dieren hun vrijheid voor lange tijd ontnemen, de jacht en de visserij als tijdverdrijf, evenals om het even welk gebruik van wilde dieren zonder levensnoodzakelijke redenen, vormen een inbreuk op dit fundamentele recht.

Artikel 5
1. Elk dier dat afhankelijk is van mensen heeft recht op een correct onderhoud en verzorging.
2. In geen geval mag het dier verlaten worden of onverantwoord gedood worden.
3. Alle kweekmethoden en gebruiken van deze dieren moet de fysiologische en gedragskenmerken van de specifieke soort respecteren.
4. Bij het gebruiken van dieren in tentoonstellingen, opvoeringen en films moet hun waardigheid gerespecteerd worden en mag in geen geval geweld gebruikt worden.

Artikel 6
1. Experimenten op dieren die fysisch of psychologisch lijden bij dieren veroorzaken schenden de rechten van dieren.
2. Systematisch moeten alternatieve methodes ontwikkeld en toegepast worden.

Artikel 7
Om het even welke handeling die nodeloos de dood van een dier teweegbrengt, en elke beslissing die tot een dergelijke handeling leidt, is een misdaad tegen het leven.

Artikel 8
1. Elke handeling die het overleven van een soort in het gedrang brengt, en elke beslissing die tot zulks een handeling leidt is gelijkwaardig aan genocide, is een misdaad tegen de soort.
2. De afslachting van wilde dieren, en de vervuiling en vernietiging van biotopen zijn daden van genocide.

Artikel 9
1. Het specifieke statuut van dieren en hun rechten moet in wetgeving ingeschreven worden.
2. De bescherming van dieren en hun veiligheid moeten vertegenwoordigd worden door Gouvernementele organisaties.

Artikel 10
De autoriteiten die instaan voor scholing en opvoeding moeten verzekeren dat mensen van op jonge leeftijd leren dieren te observeren, begrijpen en respecteren.

R.O.S.S.E.M. wil dat de Universele Verklaring van de Rechten van het Dier niet langer dode letter blijft en werkt sub 3.3. enkele zeer concrete voorstellen uit.

3.2. AANVULLENDE BASISBEGINSELEN

1. Dierenwelzijn mag onder geen beding een bevoegdheid zijn van de minister(s) van Landbouw, omdat de economische belangen van de sector hoger zullen worden ingeschat dan de zorg om dierenwelzijn en omdat de aandacht dan hoofdzakelijk zal gaan naar nutsdieren, niet naar dieren in het algemeen. Daarom zijn wij voorstander dat dierenwelzijn een bevoegdheid wordt van een federale minister van Welzijn – federaal, omdat dierenwelzijn niet ophoudt bij de grenzen van de gewesten.

2. Dierenwelzijn mag geen restbevoegdheid blijven. Om dit voldoende te onderstrepen moet het de bevoegdheid worden van de minister van Welzijn en van Dierenwelzijn. Om te onderstrepen dat dierenwelzijn niet langer een restbevoegdheid is moet de term in de titelatuur van de betrokken minister worden toegevoegd.

3. Het beleid van de minister van Welzijn en Dierenwelzijn moet gebaseerd zijn op het best practice principle waarbij de beste praktijken op het gebied van dierenwelzijn uit de EU28 in praktijk worden omgezet.

4. Een behoud van alle verworven rechten inzake dierenwelzijn is een minimum minimorum. Bovendien moet het om afdwingbaar recht gaan waarbij er effectieve sancties worden gekoppeld aan alle vormen van dierenverwaarlozing en/of dierenmishandeling.

3.3. MINIMAAL TOEPASSINGSVELD

ROSSEM houdt de strijd tegen dierenleed hoog op de agenda. Een constante actie is vereist. Daarom willen wij de stem van dierenrechtenorganisaties groeperen. Dit onderdeel van het programma zal later worden verbeterd door een nieuw opgerichte ROSSEM-Werkgroep voor Dierenrechten en Dierenwelzijn. Samen vechten wij voor:

1. ROSSEM wil regionale ‘Dierencentra’ openen die toezien op de koop en verkoop, het  bezit en het eventueel slachten van dieren. Zij zijn daarmee ook een plaatselijk meldpunt voor dierenleed, met de nodige middelen. Er moet minstens één regionaal meldpunt zijn per politiezone en er moet minstens één politieambtenaar per zone zijn die de controle coördineert. Per gemeente moet er minstens één schepen van dierenwelzijn zijn die de bevoegde politieambtenaar informeert en iedere gemeente moet zich aansluiten bij minstens één erkend dierenasiel. 
(a) Alle gevallen van dierenverwaarlozing moeten worden opgevolgd  (bijvoorbeeld paarden op een weide zonder beschutting, koeien tot aan de knieën in slijk, pony’s zonder voeding of drinkwater…) Na een melding van dierenverwaarlozing moet er in eerste instantie met de eigenaar overlegd worden hoe de situatie meteen zal worden aangepakt. Dan wordt er gekeken naar een definitieve oplossing en een termijn wordt besproken. Blijvende controle hierop is essentieel. Weghalen en herplaatsen van dieren is een oplossing, maar moet wel een laatste stap zijn van dialoog. Het moet ook verplicht zijn om contactgegevens zichtbaar aan te brengen op weides die worden gehuurd, als ze niet aan de woning grenzen. Zo kan er snel contact worden opgenomen bij problemen. Niet enkel in geval van verwaarlozing, maar ook bij enorme rampen zoals bvb te Wetteren, waar paarden en koeien liepen te grazen naast de uitbrandende wagons vol gif. Weken later mochten mensen geen groenten uit eigen tuin nuttigen, geen regenwater gebruiken.. Waar is de melk naartoe van die koeien die daar al die tijd hebben staan grazen?
(b) Gaat het om dierenmishandeling dan kan er geen sprake zijn van dialoog en moet de schuldige worden opgepakt en moeten de mishandelde dieren onmiddellijk worden ondergebracht in een dierenasiel. Het federaal parlement moet de strafwetgeving voor gevallen van dierenmishandeling grondig herzien. Dwangvoederen van ganzen moet resorteren onder “dierenmishandeling”. Levend koken van schaaldieren (kreeften, krabben) eveneens. Doodknuppelen van dieren is evenzeer “dierenmishandeling”.
(c) Handhaven van het verbod op thuisslachtingen van dieren. Tenzij om religieuze redenen, die deel uitmaken van de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van godsdienst, moeten dieren in slachthuizen eerst worden verdoofd alvorens te worden geslacht. (1)

(d) Nertskwekerijen moeten worden verboden. Levend stropen van pelsdieren moet als dierenmishandeling worden bestraft.
(e) Broodfokkerijen moeten worden gesloten. Kippen en varkens mogen enkel worden gehouden als ze vrije loop hebben. Geen honden vastketenen in hondenhokken.
(f) Dierenproeven moeten tot een uiterst minimum worden beperkt en mogen enkel worden toegestaan zonder fysisch op psychisch lijden van de dieren. Een onafhankelijke Wetenschappelijke Commissie moet worden opgericht die zeer restrictief bepaalt in welke gevallen dierenproeven nog wel mogen worden toegepast.

2. ROSSEM strijdt voor meer respect voor dieren.
(a) Onverdoofde castraties, krappe levensomstandigheden, het kweken van pels, alle onnodige pijn aan dieren moet gestopt worden.
 De Dierencentra houden streng toezicht met doorgedreven controles. Ook de nooddiensten moeten het leven van een dier respecteren; de mens is ook een dier. Als voorbeeld verwijzen we naar de duiven in Mechelen. De NMBS liet netten spannen onder een brug om de duiven weg te houden van de geparkeerde wagens, wat begrijpelijk is. Maar de firma die de netten ophing, verjaagde de duiven niet eerst (wat wel een eis was van de NMBS), waardoor honderden duiven vastzaten achter stalen netten, tot de hongerdood veroordeeld. De NMBS schuift het op de externe firma die niet thuis geeft, de brandweer mag niet aan de netten komen want het is privébezit, en intussen sterven de duiven een gruwelijke dood. In geval van overpopulatie van duiven moeten er publieke duiventillen worden geplaatst met het oog op ei-manipulatie.
(b) Gemeenten mogen nog enkel erkende circussen zonder wilde dieren op hun domein toelaten. Dolfinaria moeten worden gesloten. Dierentuinen moeten tot een strikt mimimum beperkt worden en bestendig gecontroleerd. De ivoorhandel moet beter worden gecontroleerd om illegale aanvoer stop te zetten.

3. ROSSEM wil strengere voorwaarden voor de verkoop en herplaatsing van huisdieren. Verkoop van gezelschapsdieren op markten moet worden verboden. Verkoop van exotische dieren in gespecialiseerde winkels moet worden gestopt. Door een verplichte wachtperiode van 3 dagen na de (vrijblijvende) aankoop, kan de koper zich nog 3 dagen bedenken, voor het dier opgehaald mag worden. Verkoop of herplaatsing via internet voor niet-geregistreerden moet worden verboden. De instellingen die hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn erkend door de FOD en hebben een HK-nummer als asiel, fokker, verkoper,.. van dieren. Deze instellingen hebben allemaal minstens 1 controle achter de rug van de Dierencentra. De controles zijn steeds onaangekondigd.

4. ROSSEM strijdt tegen overvolle asielen, door te streven naar een verplichte registratie en castratie van honden en katten, tenzij als erkend fokker. Niets kan het bloedbad van achtergelaten, verwaarloosde, geweigerde dieren en katten in asielen goedpraten. 
(1) Een doordachte aan- en verkoop
 is dus een prioriteit! De Dierencentra zien toe op verkoop en plaatsing, en de castratie van dieren. Ze begeleiden eventuele (kandidaat-) fokkers. Iedere houder van een hond of kat, zorgt er zelf voor dat dit dier wordt gecastreerd of gesteriliseerd binnen de 6 maanden, tenzij hij/zij in het bezit is van een erkend HK-nummer als fokker. Verkoop of herplaatsing via internet voor niet-geregistreerde fokkers is verboden. De instellingen die hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn erkend door de FOD en hebben een HK-nummer als asiel, fokker, verkoper,… van dieren. Deze instellingen hebben allemaal minstens 1 controle achter de rug van de Dierencentra. De controles zijn steeds onaangekondigd.
(2) Net als voor katten moet sterilisatie van honden gratis kunnen gebeuren bij door de provincie aangestelde en betaalde dierenartsen.
(3) Mensen met een laag inkomen moeten betalingsfaciliteiten krijgen indien hun huisdier door tussenkomst van een dierenarts wordt behandeld. Dit zou moetenkunnen bij de door de provincie aangestelde en betaalde dierenartsen.

5. ROSSEM strijdt voor algemene toelating van huisdieren (honden, katten, vogels, etc.). Verhuurders van woningen mogen niet eisen dat huurders geen huisdieren mogen houden. Wanneer hulpbehoevenden hun woning dienen te verlaten mogen ze in bejaardentehuizen niet worden gescheiden van hun huisdieren. 

6. ROSSEM strijdt voor een verbod op het houden van dieren na een veroordeling voor mishandeling of verwaarlozing van dieren. De Dierencentra houden toezicht.


(1) Fanatieke dierenactivisten schijnen niet te beseffen dat hun acties contraproductief werken als zij de mensenrechten ondergeschikt willen maken aan dierenrechten. In materiële kwesties van dierenfokkers, nertsenfokkers, ganzenfokkers, kippenfokkers, enzovoort, gaan wij ermee akkoord dat dierenrechten niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan mateiële belangen. In ethische kwesties ligt dit veel gevoeliger en doen wij geen toegevingen aan fanatieke dierenactivisten. De vrijheid van eredienst is een grondwettelijk gewaarborgd recht behorend tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Dan moet men consequent zijn en de dierenrechten niet hoger te waarderen dan de mensenrechten. Als het tot de verworvenheden van de Islam behoort dat gelovigen eens per jaar een schaap moeten offeren dan moet men leren aanvaarden dat onverdoofd slachten een uitzondering op de regel moet zijn dat geen dieren onverdoofd mogen worden geslacht. Men kan, in naam van de godsdienstvrijheid, het hoofddoekenverbod niet bestrijden (zie punt 10.9 van ons programma) en inconsequent besluiten dat rituele slachtingen moeten worden verboden. Hint: wel zouden dierenactivisten de deuren van imams kunnen platlopen en hen aanzetten meerdere keren de aanhef van de fllm “Emma’s Glück” te bekijken. De manier waarop Emma één van haar varkens liefdevol naar de slachtbank leidt, en alzo belet dat het arme dier kapot gaat van de stress op weg naar die slachtbank, om het daarna liefdevol te kelen, is iets wat de imans hun gelovigen tot voorbeeld zouden kunnen stellen. Dit soort benadering is voor het dier ettelijke keren minder stresserend dan het eerst, kapot van angst, te verdoven. [Toegevoegd door JPVR, zelf een atheïst, die de stelling huldigt dat alle geloof slechts bijgeloof is, wat hem niet belet vrijheid van eredienst over de hele lijn te respecteren.]